Spraakklankstoornissen


Wat is een spraakklankstoornis?

Vanaf jonge leeftijd kunnen kinderen moeilijkheden ervaren met de uitspraak van bepaalde klanken afgezonderd of in woorden. 


Onder de term 'spraakklankstoornissen' (SKS) kunnen twee categorieën geplaatst worden: 


Wanneer een kind een of meerdere geïsoleerde klanken (bv. /k/ of /s/) niet correct kan articuleren, dan is er sprake van een 'fonetische articulatiestoornis'. De klanken worden vervormd. Voorbeelden hiervan zijn de volgende: 

  • Moeilijkheden met het uitspreken van de /r/ of /R/
  • Addentaliteit/interdentaliteit: het plaatsen van de tong tegen of tussen de tanden bij de klanken /s/, /z/, /n/, /l/, /t/ en /d/
  • Lispelen: bij de uitspraak van de /s/ komt de punt van de tong tussen de tanden te zitten. Lucht ontsnapt aan de zijkanten van de tong.
  • Slissen: het kind houdt zijn/haar tong laag in de mond waardoor er, net zoals bij het lispelen, lucht ontsnapt aan de zijkanten van de tong. 


Bij een 'fonologische articulatiestoornis' ontstaan er spraakproblemen door problemen met de verwerving van taalspecifieke fonologische regels (bv. regels over klankonderscheidingen, over beperkingen in woordposities en over de vorming van consonantgroepen). 

In de eerste jaren van de spraakontwikkeling vereenvoudigt elk kind het volwassen taalgebruik om dit stapsgewijs te ontwikkelen. Ze treffen veranderingen in articulatieplaats, klankvolgorde en klankstructuur (= fonologische processen, bv. spin wordt pin). 

Doorgaans zijn de meeste vereenvoudigingen verdwenen rond de leeftijd van 3;06 tot 4;00 jaar.  Sommige processen kunnen echter nog op een latere leeftijd voorkomen. Wanneer kinderen deze consistent blijven gebruiken of afwijkende fonologische processen vertonen, spreken we van een fonologische stoornis. 

De verschillende processen kunnen onderverdeeld worden in drie categorieën:

      1.  Syllabestructuurprocessen

  • Syllabedeletie: een lettergreep wordt verwijderd, bv. olifant wordt ofant
  • Clusterreductie: één of meerdere klanken uit een klankcluster worden niet uitgesproken, bv. broek wordt boek
  • Deletie van de eindconsonant: de laatste klank wordt weggelaten, bv. school wordt schoo
  • Reduplicatie: een deel van een woord wordt herhaald, bv. water wordt wawa

      2.  Substitutieprocessen:

  • Verschuivingen: de vervanging van een klank die vooraan in de mond wordt gemaakt (bv. /t/) door een achterklank (bv. /k/) en andersom, bv. koffie wordt toffie
  • Stopping: de vervanging van een klank die langer kan aangehouden worden (bv. /v/, /s/, ...) door een stopklank (bv. /t/, /p/, ...), bv. foto wordt poto
  • (De)nasalisatie: de vervanging van nasale klanken (bv. /m/, /n/, ...) door orale klanken met dezelfde articulatieplaats en andersom, bv. bij wordt mij
  • Gliding: de vervanging van een klank door een glijklank (bv. /j/ en /w/), bv. rood wordt jood

      3.  Assimilatieprocessen

  • Progressieve assimilatie: een klank neemt de kenmerken over van een reeds uitgesproken klank over, bv. tafel wordt tatel
  • Regressieve assimilatie: een klank neemt de kenmerken over een een klank die later in het woord komt, bv. tafel wordt fafel